Een uitgebreid aanbod aan btw-opleidingen

Delen

Online sportlessen

De toekenning, tegen betaling, van het recht om toegang te hebben tot of gebruik te mogen maken van een sportinrichting wordt van de btw vrijgesteld als de drie volgende voorwaarden samen vervuld zijn:

- de dienst moet betrekking hebben op het beoefenen van de sport zelf en verstrekt worden aan personen die actief aan sport komen doen;

- de exploitant moet een instelling zijn die geen winstoogmerk nastreeft;

- de ontvangsten van de exploitatie moeten uitsluitend worden gebruikt om de kosten ervan te dekken.

Onder ‘exploitant van een sportinrichting’ wordt verstaan inzonderheid iedere sportvereniging die haar leden in de mogelijkheid stelt een bepaalde sport te beoefenen door de terbeschikkingstelling van uitrustingen, het geven van leiding, e.d., ongeacht of die vereniging daartoe al dan niet over een vaste infrastructuur beschikt. Dit is het geval voor een wielertoeristenclub, een wandelclub, en dergelijke, die een organisatie omvatten welke leiding geeft, uitrusting ter beschikking stelt, enz., om in groepsverband op de weg aan wieler- of wandelsport te doen. Zo kan de btw-vrijstelling ook van toepassing zijn, voor zover uiteraard aan de andere gestelde voorwaarden is voldaan, op een watersportvereniging die aan haar leden de mogelijkheid geeft om de zeilsport of de waterskisport te beoefenen en daartoe hun opleiding verzekert (bv. zeillessen, cursussen voor het behalen van brevetten).

Voor de beoordeling of artikel 44, § 2, 3° WBTW van toepassing is, is het derhalve niet noodzakelijk dat de sportlessen of sportbegeleiding plaatsvinden in fysieke aanwezigheid van de personen die aan sport komen doen. In de context van de coronacrisis kan zo bv. een sportvereniging aan haar leden toegang verlenen tot online lessen voor het aanleren van bepaalde bewegingen of sportoefeningen. Deze lessen hebben betrekking op het beoefenen van de sport in kwestie zelf en worden verstrekt aan personen die actief aan sport ‘komen’ doen. Voor zover ook voldaan is aan de twee andere hierboven vermelde voorwaarden, is artikel 44, § 2, 3° WBTW dan ook van toepassing op de door betrokken vereniging aan haar leden verleende diensten. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat alleen activiteiten die worden gekenmerkt door een niet te verwaarlozen lichamelijke component onder het begrip sport vallen (Vr. en Antw., Kamer, Vr. nr. 487 van de heer Matheï van 7 juni 2021, QRVA, 20 september 2021, nr. 063, 176).